04 jul Verdeling (milieu)gebruiksruimte in de Omgevingswet
Naar een optimale verdeling van de (milieu)gebruiksruimte
Dankzij de nieuwe Omgevingswet wordt het makkelijker om bijvoorbeeld van een verouderd bedrijventerrein een woon-werkgebied te maken. Dat is nu door de milieusituaties en financiële gevolgen bijna onmogelijk. Met de nieuwe wet kun je een bewustere verdeling van de (milieu)gebruiksruimte bereiken. Zo zag Loesanne van der Geest in haar onderzoek voor de gemeente Alphen aan den Rijn naar wat een optimale verdeling is in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte.
De gebruiksruimte is in de Omgevingswet de juridische ruimte binnen een gebied om zowel kwalitatief een goede fysieke leefomgeving te realiseren als activiteiten in die leefomgeving mogelijk te maken. Bestuurders verdelen op dit moment de gebruiksruimte al, maar het huidige instrumentarium is versnipperd. Dat belemmert een samenhangende keuze en een efficiënte verdeling van die ruimte. De nieuwe Omgevingswet wil tot een betere verdeling komen. Maar hoe kom je onder de Omgevingswet tot een optimale verdeling in een omgevingsplan?
Invalshoeken
Voor het onderzoek sprak Loesanne met experts van de gemeenten Noordwijkerhout, Culemborg, Deventer, Meppel, Den Haag, Zaanstad én Alphen aan den Rijn zelf. Daarnaast sprak ze Rho – Adviseurs voor Leefruimte. Tevens deed zij jurisprudentieonderzoek naar alle bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte die op dit moment langs de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zijn gegaan.
Uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) blijken onder de Omgevingswet drie theoretische invalshoeken voor verdeling van de (milieu)gebruiksruimte. Duidelijk is dat de brongerichte invalshoek, waarbij algemene regels worden gesteld aan de bron van de impact, niet tot een optimale verdeling leidt en altijd vergezeld moet worden door de kwaliteitsgerichte invalshoek (waarbij wordt gefocust op het streven naar een bepaalde kwaliteit) of de gebiedsgerichte invalshoek (waarbij bescherming van de fysieke leefomgeving in een bepaald gebied centraal staat).
Systematiek
Dankzij interviews kon Loesanne verder invulling geven aan de invalshoeken. Meppel hanteert voor het ‘transformatiegebied’ Noordpoort de kwaliteitsgerichte invalshoek, Den Haag voor bedrijventerrein de Binckhorst met name de gebiedsgerichte invalshoek. Den Haag heeft voor een optimale invulling van de gebruiksruimte een reserveringssysteem, salderingssysteem en monitoringssysteem ingesteld. “Een ontwikkelaar geeft in het reserveringssysteem in een vroeg stadium aan wat die wil doen in een gebied en kan alvast een reservering doen voor die ruimte”, licht Loesanne toe. “Na 26 weken gaat deze reservering over in de omgevingsvergunning. Dit biedt meer zekerheid en duidelijkheid voor initiatiefnemers en bestuurders.’’
In Meppel richten ze zich puur op kwaliteiten. Hiervoor voegden ze het ‘juridisch mengpaneel’ als beleidsregel bij het bestemmingsplan. Per aspect bepalen ze de nul-grens (de gewenste kwaliteit) waarop de ontwikkeling gemiddeld moet uitkomen. Hierdoor ontstaat een systeem waarmee tussen verschillende aspecten geschoven kan worden. Deze systematiek beoogt helderheid en houvast te bieden voor burgers en bestuurders.
Meppel moet beschrijven op welke manier het ene aspect het andere compenseert. Uit literatuurstudie en de interviews blijkt dat niet één invalshoek of systematiek de meest optimale is, maar dat je afhankelijk van de kenmerken van, de schaarste in en de ambities voor het gebied, gemeenten een keuze moet maken voor de verdeling van de (milieu)gebruiksruimte in het omgevingsplan. Daarnaast blijkt uit jurisprudentieonderzoek en interviews het belang van het waarborgen van de bestaande rechten (activiteiten) van bedrijven.
Breed team
Naast de theoretische invalshoeken en juridische mogelijkheden blijkt het denken en werken in de geest van de Omgevingswet van groot belang. Het samenstellen van een team (met bijvoorbeeld een geluidsarchitect en stedenbouwkundige), dat adviseert in de fase van vroege planvorming, kan het integraal werken binnen een organisatie stimuleren.
Loesanne adviseert gemeenten om aan de slag te gaan met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. “Dat blijkt een goede tussenstap, maar neem wel voor het gehele traject de tijd. Bepaal samen met de burgers en bedrijven de ambities voor het gebied en bepaal op basis daarvan, wanneer enige richting op de milieugebruiksruimte gewenst is, afhankelijk van de kenmerken van en de mate van schaarste, en van de invalshoek en te gebruiken systematiek.” Ook adviseert ze om in de geest van de Omgevingswet te gaan werken. “Bepaal hoe je het integraal werken kunt stimuleren.”
Loesanne: “Van sommige dingen zou je denken dat het niet kan in een bestemmingsplan, maar dan blijkt dat je veel verder kunt gaan. Wat ze in Meppel doen, verbaasde mij wel. Ze weten heel goed kwalitatief te omschrijven wat ze ergens willen, zonder harde cijfers te noemen. Nu gaat het daar ook wel om een gebied dat niet in de Randstad ligt”, nuanceert Loesanne. “Ook speelt mee dat personen met de juiste expertise, oog voor de Omgevingswet en het integraal werken, elkaar gevonden hebben.”
Bekijk het volledige onderzoek in PDF
Geen reactie's